Het uiterlijk van de Maine Coon

De Maine Coon is het grootste gedomesticeerde kattenras en heeft een natuurlijk uiterlijk.

Ze hebben een losstaande halflang harige vacht met weinig ondervacht.

Ze hebben hoge, gespierde poten en een volle lange staart.

De staart wordt door de Maine Coon gebruikt in tijden van kou door deze om zich heen te draperen en erop te gaan liggen.

Zo worden de oren en de poten warm gehouden.

De staart behoort dan ook minimaal dezelfde lengte te hebben als het lichaam.

De kop is breed met een vierkante snuit; in de neus zit een knik (in tegenstelling tot de Noorse boskat waar de neus recht behoort te zijn).

De oren zijn groot met haar pluizen en boven op de oren zitten pluimen (lynx tips).

Vaak heeft de Maine Coon een grote dikke kraag, terwijl op de kop het haar kort is evenals op de schouders en poten.

Op de flanken en rug is het haar langer; de buik en broek is dicht en lang behaard.

Ondanks dat er over het gewicht en de grootte vaak overdreven wordt is de Maine Coon een zware, grote kat; een poes weegt tussen de 5-7 kilo en een gezonde kater kan tot 9 kilo worden.

Ze bereiken hun uiteindelijke gewicht, grootte en vacht pas als zij 3 à 4 jaar oud zijn.

Hoewel de brown tabby (de oorspronkelijke kleur), eventueel met wit het meest populair is, mogen alle kleuren en patronen voorkomen, behalve colour point en de kleuren lilac, chocolate, cinnamon en fawn.

De structuur van de vacht is sterk afhankelijk van de kleur en patroon van de vacht. Zo is de een zacht en pluizig en de ander stug of vettig.

De volgende patronen komen voor: gemarmerd (classic of blotched) en gestreept (ook wel mackerel genoemd) en daarnaast natuurlijk effen.